De koude
dagen zijn in aantocht. Of toch, dat is wat je half oktober zou geloven. Niettemin
voorspellen ze voor dit weekend 22 graden, dankzij een orkaan (!) genaamd
Ophelia, die op Europa afstevent en ons van warme lucht voorziet. Maar goed, je
bent hier niet voor het weerbericht. De titel belooft je namelijk een
handleiding voor gehaakte handschoenen.
Wat je wel
moet weten, is dat dit geen allround patroon is, maar meer een ‘how-to’. Het is
het handigst dat je de handschoenen maakt voor jezelf of voor iemand in je
buurt, zodat je tijdens het haken vaak kan (laten) passen. Het is niet
ondenkbaar dat je af en toe zal moeten afhalen.
Ik heb
gehaakt voor Steven - dat knappe model op de foto :-) - die handschoenen zonder vingers
wou om mee in ons magazijn te kunnen werken. Maar ik leg verderop ook even uit
hoe je gewoon ‘dichte’ vingers kunt haken, dat is echt niet moeilijker.
Ik haakte
in vasten met haaknaald nr. 4 en een bol Stylecraft special DK, waar ik vlot
mee toekwam. Maar je kan gerust met ander garen en andere steken aan de slag,
als je het principe onder de knie hebt. Vergeet ook niet om een balpen en
notablokje in de buurt te leggen, zodat je kan opschrijven wat je deed. Je moet
namelijk ook nog een tweede exemplaar haken…
Begin met
de vingers: haak een ketting van lossen die heel losjes rond de wijsvinger
past. Dat is belangrijk, omdat de vasten het automatisch strakker zullen maken.
Zet de ketting vast met een halve vaste, zodat je een cirkeltje hebt. Start nu
met het haken van vasten: 1 vaste in elke losse. Haak zolang rond tot je een
cilinder hebt waar de vinger echt helemaal in past (check dit regelmatig!).
Hecht dan af. Doe hetzelfde voor de andere vingers. Uiteraard moet de duim
breder en de pink iets smaller.
Wil je
‘dichte vingers’, start dan met een magische cirkel met 6 vasten en meerder in
de volgende twee toeren zoveel steken dat het topje net iets te groot is voor
je vinger. Haak dan ook gewoon toeren tot de vinger helemaal in de cilinder
past.
Als je alle
vingers hebt, moet je ze aan elkaar zetten. Neem wijs- en middelvinger en zet
de afgehechte kantjes haaks tegen elkaar. Dat vergt misschien wat draaiwerk,
maar het kan wel.
Haak met een (halve) vaste de twee vingers aan elkaar, zo dat
je daarna verder kan haken (in vasten) over de middelvinger. Je twee vingers
bengelen nu aan elkaar. Haak verder in vasten over de middelvinger tot je
halfweg bent. Haak de ringvinger aan en herhaal het proces voor de aanhechting
van de pink.
Vervolg nu
je toer door over de pink te haken tot de aanhechting met de ringvinger, ga
over over op de ringvinger door de steek naast de aanhechting te haken. Sla dus
geen steken over. Haak zo de hele toer tot je terug aan de wijsvinger bent. Pas
de vingers nog eens.
Nu moet je
toeren gaan haken tot aan je duim. Je zal een tijdlang gewoon rechtdoor kunnen
haken. Stop na een een aantal toeren de draadjes in!!!
Na ongeveer
driekwart van de afstand tussen je vingers en je duim, maak je best aan
weerszijden van de hand, dus naast de pink en naast de wijsvinger, een
mindering. Haak daarna terug ‘gewone’ toeren. Pas regelmatig, maar geen paniek
als de handschoen heel los lijkt te zitten als je je hand dichtvouwt.
Als je aan
het ‘vliesje’ tussen duim en wijsvinger bent beland, meerder dan in de volgende
toer 4 à 5 steken ter hoogte van de duim. Haak verder tot je terug aan de duim
komt. Neem dan je gehaakte duimpje erbij. Haak in plaats van op je handschoen,
verder op het losse duimpje verder tot je nog 4 à 5 steken overhebt. Sla op de
handschoen ook 4 à 5 steken over en hecht de duim vast door in de volgende (dus
5de of 6de) steek op de handschoen een vaste te haken.
Dit klinkt
heel bizar, maar je haakt nu eigenlijk de duim vast aan de rest van de
handschoen.
Haak nog
een toer over de duim, maar haak de ‘aanhechtingshoekjes’ aan weerszijden van de duim niet mee als een
steek. Hierna moet je gedurende 2 of 3 toeren bij elke toer in de hoeken van de
duim minderen. Dit wil zeggen dat je de 2 steken die de hoek maken, telkens
samenhaakt. Dit zal ervoor zorgen dat de handschoen de schuine kant van je hand
volgt. Als dit niet voldoende is, minder dan ook de steken vlak voor en na de
hoek. Dit merk je door te passen: als je je hand losjes ophoudt met de duim
opzij, moet de handschoen mooi aanpassen zonder te trekken.
Na deze
toeren, naai je de overgeslagen steken met een rijgsteek dicht. Stop meteen ook
het draadje weg.
Nu kan je
toeren haken voor de onderkant van de hand. Net zoals voor het stuk boven de
duim, zal je hier ook af en toe een mindering moeten maken, zodat de handschoen
niet te los komt te zitten. Verspreid deze minderingen een beetje, want als je
teveel minderingen onder elkaar maakt, krijg je echt een ‘bolletje’ en dat is
niet te bedoeling.
Als je de
onderkant van de hand hebt bereikt en bijna
start aan het stukje voor de pols, schakel dan over op een lossere
steek: halve stokjes of stokjes. Dit stuk haak je zo lang je zelf wil.
Reacties
Een reactie posten